Bewustzijn is afgeleid van het Duitse woord Bewusstsein, dat werd geintroduceerd door de Duitse filosoof Christian Wolff (1679-1754) voor een concept dat in de moderne filosofie en wetenschap ook wel wordt omschreven als 'weet hebben van', 'beseffen', 'zich realiseren', 'doordrongen zijn van', 'in de gaten hebben' en 'bezinning'.
Voor een adequaat bewustzijn moeten meerdere hersenstructuren goed functioneren. Het bewustzijn is hierbij het overkoepelende proces van verschillende, tegelijkertijd actieve hersendelen.
Een speciale soort van bewustzijn is het zelfbewustzijn. Dat wil zeggen dat iemand zich bewust is van zichzelf, van een eigen ik. Zelfbewustzijn wordt ondervonden wanneer een mens zijn eigen mentale beelden en innerlijke spraak, ook wel qualia genoemd, waarneemt en zich daar bewust van is.
Buiten de drie vertrouwde bewustzijnstoestanden bij slaap, droom en gewoon wakker zijn, is er nog een vierde onderscheiden toestand, namelijk transcendent bewustzijn. Hierbij beleeft men geen enkele ervaring in het bijzonder, maar is toch helder bewust, terwijl er fysiologisch een diepere rust wordt vastgesteld dan tijdens de diepste slaap. Hartritme en ademhaling zijn ontzettend laag en vallen eventueel tijdelijk weg. Men is zich echter volledig bewust. Het is een toestand van grote ontspannenheid en subjectief welbevinden. Deze toestand wordt opgeroepen door mediteren. Maar in feite is het een normale toestand die iedereen, zij het vaak erg kortstondig, in zekere graad van zuiverheid, doormaakt bij het overgaan van de ene bewustzijnstoestand naar de andere, zoals vlak voor het inslapen of voor het ontwaken.